Definities van Groot woordenboek der Nederlandse taal in de Ensie S
- SPORE(N)PLANT
- SPOREDIERTJE
- SPOREGENERATIE
- SPOREN
- SPORENBEURS
- SPORENBLAAS
- SPORENDRAGEND
- SPORENHOUDER
- SPORENHUISJE
- SPORENKAPSEL
- SPORESLIJM
- SPOREVRUCHT
- SPORKEBOOM
- SPORKENHOUT
- SPORRELING
- SPORT
- SPORTARTIKEL
- SPORTBEOEFENAAR
- SPORTBERICHT
- SPORTBESCHUIT
- SPORTBEWEGING
- SPORTBLAD
- SPORTBLOUSE
- SPORTBOND
- SPORTBOOT
- SPORTBROEK
- SPORTCLUB
- SPORTCOLBERTJE
- SPORTFEEST
- SPORTFIETS
- SPORTFLANEL
- SPORTFONDS
- SPORTFONDSENBAD
- SPORTGEBIED
- SPORTGEBOUW
- SPORTHEMD
- SPORTHYGIËNE
- SPORTIEF
- SPORTIVITEIT
- SPORTJASJE
- SPORTJE
- SPORTJOURNALIST
- SPORTKARRETJE
- SPORTKLEDING
- SPORTKOSTUUM
- SPORTKOUS
- SPORTLEIDER
- SPORTLEVEN
- SPORTLIEFHEBBER
- SPORTMAN
- SPORTNIEUWS
- SPORTOEFENING
- SPORTPAK
- SPORTPARK
- SPORTPET
- SPORTREDACTEUR
- SPORTRIEM
- SPORTROK
- SPORTRUBRIEK
- SPORTSCHOEN
- SPORTSEIZOEN
- SPORTSMAN
- SPORTTENTOONSTELLING
- SPORTTERREIN
- SPORTUITSLAGEN
- SPORTVELD
- SPORTVERENIGING
- SPORTVLIEGER
- SPORTVLIEGTUIG
- SPORTWAGEN
- SPORTWEDSTRIJD
- SPORTWERELD
- SPOT
- SPOTACHTIG
- SPOTACHTIGHEID
- SPOTBEELD
- SPOTBLAD
- SPOTBOEF
- SPOTBOEVERIJ
- SPOTDICHT
- SPOTGEEST
- SPOTGELD
- SPOTGOEDKOOP
- SPOTHEILIGE
- SPOTKOOPJE
- SPOTLACH
- SPOTLACHEN
- SPOTLIED
- SPOTLIGHT
- SPOTLIJSTER
- SPOTLUST
- SPOTLUSTIG
- SPOTMEEUW
- SPOTMEREL
- SPOTNAAM
- SPOTPRENT
- SPOTPRIJS
- SPOTREDE
- SPOTRIJM
- SPOTSCHRIFT
