Definities van Groot woordenboek der Nederlandse taal in de Ensie R
- Roofhol
- Roofhuwelijk
- Roofje
- Roofkever
- Rooflust
- Roofmeeuw
- Roofmier
- Roofmoord
- Roofnest
- Roofoog
- Roofoverval
- Roofpoten
- Roofridder
- Roofridderburcht
- Roofschip
- Roofslot
- Roofsnavel
- Roofspelonk
- Roofsprinkhaan
- Roofstaat
- Roofster
- Rooftocht
- Roofvis
- Roofvlieg
- Roofvogel
- Roofwants
- Roofziek
- Roofzucht
- Roofzuchtig
- Rooi, rooie
- Rooibijl
- Rooien
- Rooier
- Rooihak
- Rooiing
- Rooilijn
- Rooimachine
- Rooimeester
- Rooinek
- Rooipaal
- Rooireglement
- Rooitijd
- Rooivlak
- Rook
- Rookachtig
- Rookachtigheid
- Rookafdruk
- Rookagaat
- Rookaltaar
- Rookartikelen
- Rookbeeld
- Rookbenodigdheden
- Rookbus
- Rookcenten
- Rookcoupé
- Rookdeeltje
- Rookdicht
- Rookduitjes
- Rookeest
- Rookfakkel
- Rookfauteuil
- Rookfilter
- Rookgang
- Rookgas
- Rookgat
- Rookgeld
- Rookgerei
- Rookgordijn
- Rookgras
- Rookhelm
- Rookhok
- Rookhol
- Rookhut
- Rookje
- Rookkamer
- Rookkanaal
- Rookkast
- Rookklep
- Rookkolom
- Rookkwarts
- Rooklampje
- Rookleider
- Rookloos
- Rooklucht
- Rookluik
- Rookmasker
- Rookontwikkeling
- Rookopium
- Rookoven
- Rookpijp
- Rookplaag
- Rookplaats
- Rookpluim
- Rooksalon
- Rookscherm
- Rookschuif
- Rooksein
- Rooksignaal
- Rooksmaak
- Rookspek
