Definities van Groot woordenboek der Nederlandse taal in de Ensie M
- Mimosa-achtigen
- Min
- Min erva
- Minachten
- Minaret
- Minauderen
- Minbekend
- Minder
- Minderbroeder
- Minderdeel
- Mindere
- Minderen
- Minderheid
- Mindering
- Minderjarig
- Minderjarigheid
- Minderwaardig
- Minderwaardigheid
- Minderwaardigheidscomplex
- Minderwaardigheidsgevoel
- Mine
- Mine lionour is my life : both grow in one : take honour from me, and my life is done
- Mineraal
- Mineraalblauw
- Mineraalchemie
- Mineraalgeel
- Mineraalleer
- Mineraalverf
- Mineraalvijl
- Mineraalwater
- Mineralisatie
- Mineralogie
- Mineralogisch
- Mineralografie
- Mineraloog
- Mineren
- Minerva
- Minerval
- Minette
- Mineur
- Mineurtoon
- Mineurtoonschaal
- Mingenot
- Mingevorderd
- Minheid
- Miniator
- Miniaturist
- Miniatuur
- Miniatuur-achtig
- Miniatuurformaat
- Miniatuurportret
- Miniatuurschilder
- Miniatuurschildering
- Miniatuurschilderkunst
- Miniem
- Minima crescunt
- Minima de mal is
- Minima non curat praetor
- Minimaal
- Minimalist
- Minimum
- Minimumlijder
- Minimumloon
- Minimumprijs
- Minimumprogramma
- Minimumsalaris
- Minimumsnelheid
- Minimumtarief
- Minimumthermometer
- Minister
- Minister fallen wie butterbrote : gewöhnlich auf die gute seite
- Minister-president
- Minister-resident
- Ministerconferentie
- Ministeriabel
- Ministerie
- Ministerieel
- Ministerpapier
- Ministerportefeuille
- Ministerraad
- Ministerschap
- Ministerstafel
- Ministertraktement
- Ministreren
- Miniwatt
- Minnaar
- Minnares
- Minnarij
- Minneband
- Minnebrand
- Minnebrief
- Minnebriefje
- Minnedicht
- Minnedichter
- Minnedrank
- Minnedrift
- Minnegloed
- Minnegod
- Minnegodje
- Minnehandel
