Definities van Groot woordenboek der Nederlandse taal in de Ensie A
- Antidotum
- Antiek
- Antiekveiling
- Antiekwinkel
- Antifebrine
- Antigeen
- Antigone
- Antigonus
- Antihalo
- Antihypo
- Antikritiek
- Antilochus
- Antilogie
- Antilope
- Antilopebenen
- Antilopengang
- Antimakassar
- Antiministerieel
- Antimonium
- Antimoon
- Antimoonboter
- Antimoonerts
- Antimoonlegering
- Antimoonverbinding
- Antinomie
- Antinous
- Antiochia
- Antiochus
- Antiope
- Antipassaat
- Antipater
- Antipathie
- Antipathiek
- Antiphon
- Antiphonarium
- Antiphoon
- Antiphrase
- Antipyrine
- Antiqua
- Antiqua (homo) virtute ac fide
- Antiquaar
- Antiquariaat
- Antiquarisch
- Antiquiteit
- Antirevolutionnair
- Antisemiet
- Antisemietisch
- Antisepsis
- Antiseptica
- Antiseptisch
- Antisthenes
- Antistrofe
- Antithese
- Antithetisch
- Antoniem
- Antonijnen
- Antonimie
- Antonimiek
- Antonius
- Antoniusbrood
- Antoniuskruis
- Antoniusvuur
- Antoniuszwijn
- Antonomasia
- Antwerps
- Antwoord
- Antwoordcoupon
- Antwoorden
- Antwoorder
- Antwoordje
- Antwoordster
- Anurie
- Anus
- Anyl
- Aonnementconcert
- Aorist(us)
- Aorta
- Ap- en dependentiën
- Apache
- Apachendans
- Apage, satanas
- Apagogisch
- Apanage
- Apart
- Apartje
- Apathie
- Apathisch
- Apatiet
- Apegapen
- Apelles
- Apelles posttabulam
- Apenbakkes
- Apenbek
- Apenbroekje
- Apenbroodboom
- Apendom
- Apengeslacht
- Apengezicht
- Apengrijns
- Apenhaar
