I. m. (-len), stuk (inz. mensen)drek, keutel; —(plat) ik geef er geen drol om, dat geeft me geen drol, niets; — minachtende aanduiding voor iem. die kort en dik is ; — (plat) een drol van een vent, een misbaksel.
II. v., (Zuidn.) grove draad; zeer grof lijnwaad : Vlaamse drol, blauwe drol, inz. gebezigd als dweilgoed, paklinnen enz.