(drapeerde, heeft gedrapeerd), (<Fr.),
1. omhangen met een ruim, in plooien afhangend kleed of gewaad (mensen, beelden): de schilder drapeert zijn figuren goed; een ledikant, een ingang draperen, van geplooid gordijnwerk voorzien; — zich in iets draperen, voor de gelegenheid er in kleden;
2. in losse plooien leggen, schikken om: een kleed om een beeld draperen.