m. (draken),
1. fabelachtig monster, verschrikkelijk om aan te zien, voorgesteld als een gevleugelde, vuurspuwende slang, of als een geschubd dier met een kam, twee of vier klauwen, een spitse tong en een lange staart; gewoonlijk als bewaker van schatten, heilige plaatsen enz.; bekend is de voorstelling van St. Joris met de draak; vand. de draak steken met iem. hem voor de gek houden, tot een voorwerp van bespotting maken; met alle voorschriften de draak steken, er zich vrolijk over maken, ze niet opvolgen; — als versieringsmotief vooral uit China bekend;
2. (nat. hist.) vliegende draak, soort van Indische boomhagedis (Draco volanus);
3. (gew.) vlieger, speelgoed voor jongens;
4. sterrenbeeld op het N. halfrond met 131 sterren;
5. lastig, onuitstaanbaar mens, al of niet met gedachte aan lelijkheid: een draak van een mens; die oude draak is nog verliefd! — (studentent.) hospita;
6. toneelstuk met veel op effect berekende tonelen, spektakelstuk;
7. wat zeer lelijk in zijn soort is : een draak van een hoed.