Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Donders

betekenis & definitie

I. tw., (gemeenz.) donders! dat heb ik vergeten!

II. bw., (gemeenz.) zeer, buitengewoon: dat is donders moeilijk;

III. bn., (gemeenz.)

1. vervloekt, verdoemd : die donderse vent rijdt me altijd in de wielen;
2. donders worden, boos, nijdig;
3. ’t is een donders werk, ’t is een satans werk, men zou er ongeduldig bij, woedend om worden ; in dezelfde betekenis : ’t is toch op zijn donders en (verzacht.) ’t is een donderdags werk.

< >