v. (-en), DEERNE, v. (-n),
1. jonge dochter, vrijster, in gunstige zin, vooral met betr. tot het uiterlijk : een frisse, flinke, gezonde deern ; vgl. boerendeern;
2. in verachtelijke zin, vrouwspersoon, meid: een veile deerne; lichtekooi; vgl. straatdeern.