Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Vrijster

betekenis & definitie

v. (-s),

1. meisje dat men vrijt, beminde (in de alg. taal niet gewoon meer): hij bezoekt zijn vrijster druk ;
2. meisje in ’t alg.; — een oude vrijster, ongehuwde vrouw (juffrouw);
3. (veroud.) aanspreekterm voor een jongedochter uit de mindere stand ;
4. sinterklaaspop die een vrouw voorstelt;
5. (tuinb.) ben. voor jonge kropsla-, andijvie- en bloemkoolplanten, vroeg in het voorjaar in bakken gezaaid en later in de open tuingrond uitgezet.; vgl. Weenw.

< >