Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Cip(p)us

betekenis & definitie

bij Ovid. (Met. 15,565 vg.) een legeraanvoerder die, toen hij zegevierend naar Rome terugkeerde, in een bron zichzelf met horens op het hoofd zag. Het daarop ondervraagde orakel gaf te kennen dat Cippus, als hij in Rome ingehaald werd, tot koning uitgeroepen zou worden.

Hij weigert daarom Rome binnen te gaan en ontvangt zoveel land als hij op een dag met een paar ossen kan beploegen.

< >