m. (-s),
1. (hist.) oud schip met licht ontvlambare stoffen gevuld dat men tegen vijandelijke schepen liet drijven om ze in brand te steken;
2. toestel aan het einde van gasbuizen, op lampen, gasstellen enz. om aan de vlam een bepaalde vorm te geven en waarboven de verbranding plaats heeft; bij uitbr. het gehele toestel voor verwarming of verlichting door het branden van gas of een vloeistof, vgl. metabrander, spiritusbrander enz.;
3. iem. die brandt (als techn. term), in ’t bijz.: kolenbrander; (steenb.) werkman die de winddroge stenen opstapelt om gebakken te worden; iem. wiens beroep het is brandewijn of jenever te stoken, stoker, eigenaar van een branderij.