(benaderde, heeft benaderd),
1. nader komen tot; van pers.: aan boord komen, aanklampen: hij is zo moeilijk te benaderen; van iem. die een slecht humeur heeft: hij is niet te benaderen vandaag, hij grauwt iedereen af; — (krijgsw.) een versterkte plaats door middel van begraving naderen.
2. (wisk.) door het voortzetten van een berekening de waarde van iets met toenemende graad van nauwkeurigheid bepalen: tot in 5 decimalen benaderd, nauwkeurig tot in honderdduizendste delen.
3. (goederen) aanhouden, beslag leggen op; ook iem. benaderen, zijn goederen in beslag nemen.