(beklijfde, heeft en is beklijfd),
1. gedijen, duurzaam, vast worden, blijven hangen: onrechtvaardig goed beklijft niet; op die wijze zal er van de leerstof niets beklijven; — (spr.) blijven doet beklijven;
2. in stand blijven : geen voetstap die beklijft (Feith);
3. (Zuidn.) aanwinnen.