Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Beetje

betekenis & definitie

o. (-s),

1. kleine hap: meton.: lekkere beetjes, lekkere spijzen; — bij uitbr.: kleine hoeveelheid: je moet er een beetje suiker in doen;hij heeft maar een klein beetje, een klein gedeelte, een klein aantal; — glaasje jenever; — hij is niet bang voor een beetje, hij is onverschrokken; (ook) hij lust gaarne sterkedrank; — van stukje tot beetje vertellen, uitvoerig en nauwkeurig; — bij beetjes, langzamerhand; — een beetje geduld, een weinig geduld; een beetje gezelligheid heeft een mens nodig;
2. een beetje, bw. uitdr., in lichte graad, enigszins:

een beetje opgewonden, vervelend zijn; .... en geen klein beetje; — nogal: een beetje erg.

< >