Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Beek

betekenis & definitie

v. (beken),

1. smal stromend water, dat nog overal doorwaadbaar is: door de samenvloeiing van enige beken ontstaan de rivieren; vgl. Regen-, stort-, stuifbeek;
2. (oneig.) stroom van vocht: beken bloeds; een beek van tranen; — ook van abstr. zaken die een „loop” hebben.

< >