(bedreigde, heeft bedreigd),
1. iem. bedreigen, dreigen hem leed, geweld aan te doen; — een land bedreigen, dreigen er binnen te dringen (als vij-
and);
2. een gevaar vormen voor: de rivier bedreigt de aanliggende landerijen; — een vesting bedreigen, haar op gevaarlijke wijze naderen; — dat lot bedreigt ons allen, hangt ons boven het hoofd;
3. bedreigen met, als dreigement doen gelde: met straf, met boete bedreigen.