(Lat.), zalig zijn de bezitters. Komt overeen met Gr. hoid’echon'tes ol'bioi in Euripides’ Danaë; in jurid. zin gebruikt om aan te duiden dat het bezit als zodanig beschermd wordt.
Thans wordt er echter meer een ironische verdraaiing van het ,, zalig zijn de armen” (beati pauperes) uit Matth. 5 in gevoeld; ook gebezigd in de zin van: de gelukkige bezitters.