v. (-en),
1. (milit.) enige stukken geschut, samen vast opgesteld om een vijandelijke stelling te beschieten ; ook : de verdedigingswerken waarachter die stukken zijn geplaatst : een batterij opwerpen ; vaste batterijen ; horizontale batterij, wier borstwering geheel boven de begane grond wordt opgeworpen ; — drijvende batterij, op schepen of vlotten geplaatst ;
2. (te velde) tactische eenheid der artillerie, een bepaald getal vuurmonden met de bediening : elk regiment veldartillerie bestaat uit enige batterijen ; men onderscheidt rijdende batterij en veldbatterij (samen beweegbare batterij genoemd), naarmate de manschappen al dan niet bereden zijn ; — in batterij komen, de vuurmonden van de wagens nemen om te schieten, in positie komen om te vuren ;
3. (marine) iedere geschutlaag op een oorlogsschip ; — ook : gezamenlijke
vuurmonden van een bepaald kaliber ;
4. (fig.) achter de batterij kruipen, zeer bang zijn ; — van batterij veranderen, een andere tactiek volgen om zijn doel beter te kunnen bereiken ; — (gew.) iets op de batterij brengen, te berde brengen ; — (gew.) iem. behoorlijk op de batterij brengen, hem voorstellen : —
5. (bij verg., scherts.) het achterste, de billen ; de batterij laten spreken, winden laten ; — in batterij komen, aan zijn natuurlijke behoefte voldoen ; — achter de batterij liggen, achter zijn vrouw in bed liggen ; — iem. op zijn batterij geven, komen, hem een pak slaag voor zijn billen geven ;
6. groep van gelijksoortige, bijeenbehorende eenheden; — (gew.) een batterij knikkers hebben, zeer veel knikkers ;
7. (nat.) electrische batterij, verbinding van een zeker aantal natte of droge elementen, of van Leidse flessen die zo verbonden en geïsoleerd zijn, dat zij te gelijk ontladen kunnen worden ; in 't bijz. zulk een tot een blok verenigde verbinding van kleine droge elementen voor zaklantarens, schellen, radio-apparaten enz.