v. (-ten),
1. van boven platte muts met vier hoeken, of wel rond, bij de toga (door rechters, professoren, predikanten enz.) gedragen;
2. slappe muts, zeskant of rond, waarvan de bol veel groter is dan de rand, veelal van fluweel, o.a. als studentenmuts (Z.-Ned.), ook wel als dracht van kunstenaars;
3. (R.-K.) bonnet met drie punten.