Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Bannen

betekenis & definitie

(bande, heeft gebannen),

1. (hist.) op plechtige wijze bijeenroepen, nl. de vierschaar;
2. plechtig afkondigen ; (gew.) de schouw bannen, de schouwing over wegen, sloten enz. plechtig aankondigen en beginnen;
3. (hist.) bij vonnis iem. iets toewijzen of ontzeggen;
4. (gew.) schelden;
5. verdrijven, in ballingschap zenden ; iem. uit het land bannen, verbannen;
6. door bezwering verdrijven: de duivel, de boze bannen; vgl. duivelbanner; — (oneig.) verdrijven, verjagen: ban uw vrees; een vreemd denkbeeld van zich bannen, moeite doen het te vergeten;
7. (kaartsp.) aftroeven.

< >