(assimileerde, heeft geassimileerd), (<Fr.-Lat.),
1. gelijkmaken; aanpassen;
2. (taalk.) het geheel of gedeeltelijk gelijkmaken, resp. -worden van een medeklinker aan een andere;
3. opnemen en in voedingsstoffen omzetten: de assimilerende organen der planten zijn de bladeren; — in zich opnemen in ’t alg.;
4. zich assimileren, zich eigen maken (gall.).