Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Asem

betekenis & definitie

m., (alledaags en gemeenzaam, in Zuidn. gewoon) adem ; — zijn asem, ergens overheen laten gaan, zich ermee bemoeien; — waaraan is hij gestorven? aan gebrek aan asem! (wanneer men de eigenlijke oorzaak van de dood niet kan of wil noemen); — hij heeft vergeten zijn asem te halen, hij is gestorven; — (van personen) lang, kort van asem zijn, lang of kort van stof; — (gemeenz.) geen asem meer hebben, geen geld meer hebben ; — geen asem geven (op iets), of iem. —, niet antwoorden (op).

< >