m. (...anen),
1. een in ongunstige zin bedoelde naam voor de volgelingen van Arminius, die de leer van Calvijn over de genade en de praedestinatie verwierp ; —
2. (gew.) grote baars; omgekeerde Arminiaan, gebraden en op een bepaalde wijze toebereide baars (of snoek).