Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Apostolisch

betekenis & definitie

bn. bw.,

1. van de Apostelen afkomstig, op hen betrekking hebbende, met hun geest overeenkomende: de apostolische verhalen; apostolische overleveringen; Apostolische Geloofsbelijdenis, de 12 geloofsartikelen, credo; — Apostolische Vaders, de (zeven) kerkvaders die in onmiddellijke aanraking met de apostelen geleefd en geschreven hebben;
2. als van een Apostel: een apostolische ijver;
3. van de Paus afkomstig of betrekking tot hem hebbende: apostolische zegen, zendbrief; het Apostolisch paleis; Apostolische Stoel, het pauselijke hof, de paus zelf; — Apostolisch Vicariaat, rechtsgebied van een door de Paus benoemde vicaris in de missielanden; — Apostolische Kamer, lichaam voor ’t beheer van ’s Pausen inkomsten; — zijn Apostolische Majesteit, eertijds titel der koningen van Hongarije en sedert 1758 ook van de keizer van Oostenrijk.

< >