Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Agaat

betekenis & definitie

I.

o. (mv. agaten in de bet. van soorten van agaat), een zeer hard gesteente, tot het kiezel- of kwartsgeslacht behorende, bestaande uit een mengsel van verschillende kwartssoorten, als chalcedoon, kornalijn, hoornsteen, jaspis, amethist enz.; vooral bekend om de schone kleurschakeringen, de sierlijke figuren waarmede het getekend is, en zijn geschiktheid om zich tot allerlei sieraden te laten verwerken en te laten polijsten: agaat wordt in de volkstaal wel eens groeisteen genoemd, omdat men in de figuren die het vertoont, van tijd tot tijd veranderingen meende te bespeuren ; — chalcedoon-agaat, melkwit en doorschijnend; hoornsteen-agaat; geel; jaspis-agaat, rood, groen of bruin ; kornalijn-agaat, roodachtig enz. ;—

II.m. (agaten),

1. steen van agaat
2. werktuig waarin een agaatsteen is ingevat, dienende om goud te polijsten.

< >