Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Afzwemmen

betekenis & definitie

(zwom af, heeft en is afgezwommen),

1.zich zwemmende verwijderen, weggaan: de eenden zwemmen van de oever af : — af- en aanzwemmen, heen en weder zwemmen
2. de zwemtocht beginnen: morgen is er een zwemwedstrijd, hier zullen de mededingers afzwemmen :
3. stroomafwaarts zwemmen : hij is de rivier tot aan de schipbrug afgezwommen;
4. ten einde zwemmen : hoe dikwijls hebben wij hier in onze jeugd de vliet afgezwommen ; 5. zwemmend afleggen: in hoeveel tijd zou een goed zwemmer die afstand kunnen afzwemmen? — hij heeft vandaag wat afgezwommen, veel gezwommen.

< >