Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Afzingen

betekenis & definitie

(zong af, heeft en is afgezongen),

1. iem. van de wijs afzingen, een medezanger door verkeerd zingen in de war brengen, zodat hij van de wijs raakt;
2. (een lied) geheel en al ten einde zingen : het lied was juist afgezongen ;
3. tot vervelens toe zingen, zo dikwijls opdreunen, dat het eentonig en afgezaagd wordt: nooit is het liedje afgezongen vanAap, wat heb je mooie jongen!”;
4. (de stem) uitputten, verslijten door veel of langdurig zingen : een afgezongen stem ; — zich afzingen, zich afmatten door veel of langdurig te zingen;
5. (Zuidn.) een dode afzingen, een lijk afzingen, bij de uitvaart al de vereiste kerkzangen zingen.

< >