(vlotte af, is en heeft afgevlot),
1. (van vaartuigen en van de personen of goederen die zich daarin of daarop bevinden) stroomafwaarts vlotten, langzaam afdrijven op de stroom : het bootje vlotte langzaam de Rijn af; boomstammen die de rivier kwamen af vlotten ;
2. (fig.) afvlieten, afvloeien;
3. (boomstammen, balken, planken enz.) tot een vlot verenigd op de stroom laten afdrijven: men was bezig een aanzienlijke hoeveelheid timmerhout de rivier af te vlotten ; af gevlot hout, aangedreven, ook : vlotsgewijze aangevoerd hout.