Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Afvissen

betekenis & definitie

(viste af, heeft afgevist),

1. iem. de paling af vissen, hem ontstelen door ze in zijn viswater te vangen en te behouden; of: maken dat hij ze niet vangt, door hem te voorkomen en ze zelf te vangen : gij zijt vandaag bijzonder gelukkig; ge vist ons de beste paling af ;
2. (een viswater) al vissende langs gaan, uitvissen, zodat men de meeste vis er uit wegvangt: wij hebben het hele water afgevist, maar niet veel bijzonders gevangen ;
3. (een water) overal met baggernetten, dreggen, haken enz. langs gaan, zoekende naar een voorwerp of een persoon waarvan men weet of vermoedt dat zij daar in het water gevallen zijn; geheel doorzoeken, vgl. afdreggen: er worden twee kinderen vermist; men heeft de grachten laten af vissen, doch tevergeefs.

< >