Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Aftronen

betekenis & definitie

(troonde af, heeft afgetroond),

1. door mooie praatjes enz. iem. van een persoon of een plaats aflokken: hij wist het kind met een zoet lijntje van het dienstmeisje, van het venster af te tronen; — iem. van iets aftronen, hem door mooie praatjes bewegen een handeling, een gewoonte, een voornemen, gewillig te laten varen: iem. van de fles aftronen ;
2. iem. iets aftronen, op behendige wijze van hem verkrijgen, dat hij iets geeft of doet, aftroggelen: hoeveel geld heb je me wel niet afgetroond om onnodige dingen te kopen?

< >