(tornde af, heeft en is afgetornd), ook AFTARNEN,
1. (aangenaaide gedeelten van een naaiwerk of kledingstuk) losmaken en afscheiden door het doorsnijden en uithalen van de draad waarmede zij vastgenaaid zijn: een strook van een japon aftornen ;
2. een kleedje aftornen, lostornen;
3. het tornen voltooien ;
4. (fig.) een gedeelte aftrekken of af krijgen (van gestelde voorwaarden of eisen, overdreven berichten en beweringen enz.): de voorwaarden die hij stelt, zijn nogal kras, maar wij zullen er wel wat van aftornen ; hij vraagt vijftig gulden, maar er zal wel iets van af te tornen zijn.