Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Afstormen

betekenis & definitie

(stormde af, heeft en is afgestormd), onoverg.,

1. zich in snelle vaart verwijderen, wegspoeden : de soldaten legden aan en verschrikt stormde het volk (van) de markt af ;
2. op iemand of iets afstormen, met hevigheid recht op iem. of iets toesnellen, in volle vaart er op aanrennen: de trompet klonk en daar stormde de ruiterij op de vijand af; — 3. in volle vaart naar beneden spoeden : de huzaren stormden (van) de heuvel af; hoe dikwijls hebben wij als jongens de trappen op- en afgestormd ; — (dicht.) van afwaarts stromend water: de bruisende beek, langs de helling der rots af stormende ;
3.uitstormen; (dicht.) het afgestormde Noordwesten, de eindelijk bedaarde storm uit het N.-W.;

II. overg.,

1. iem. of iets (door een stormwind) wegdrijven : een hevige orkaan heeft het schip van de kust afgestormd;
2. (w. g.) door de windkracht afwerpen : een hevige rukwind heeft een aantal schoorstenen en dakpannen af gestormd; — de zee stormt hun dijken af, ontneemt ze hun in de storm ;
3. (fig.) (dicht.) door de storm der hartstochten afmatten en uitputten: uw hart door ’t geweld der driften afgestormd; de afgestormde ziel.

< >