(speette af, heeft afgespeet),
1. (w. g.) (gebraad en dergelijke dingen) van ’t spit of van ’t speetje afnemen: gebakken paling afspeten, de mootjes van het houtje afnemen, waaraan zij geregen zijn; 2. (Zuidn.) (bij het aanpassen van kledingstukken) met spelden van pas maken of aan elkander verbinden.