(spatte af, is afgespat),
1. in spatten of droppels ter zijde wegvliegen: waterdroppels spatten van het molenrad af ; slijk dat van een voorbijsnellend rijtuig af gespat was ;
2. in kleine deeltjes afspringen : het schip kreeg een schampschot dat enige splinters deed af spatten; vonkjes die bij het vuur slaan van het staal afspatten.