(snorde af, is en heeft afgesnord),
1. (van pijlen en werpspietsen die afgeschoten of geworpen worden) in snorrende vaart voortgedreven worden, afgaan ;
2. alles doorzoeken om iets op te sporen : ik heb alle hoekjes en gaatjes af gesnord;
3. van snorren, met een huurrijtuig rijden : hij heeft de hele stad af gesnord.