(slingerde af, heeft en is afgeslingerd),
1. met een slingerende beweging wegwerpen, met een krachtige zwaai van de arm wegdrijven of doen wegstuiven : hij pakte de hond beet en slingerde hem het erf (of van het erf) af; — icm. van zich af slingeren, hem ruw van zich afstoten; — iets van zich af slingeren, het met geweld van zich werpen ;
2. (techn.) door slingeren verwijderen, afscheiden door de centrifugale werking: de afgeslingerde stroop heet melasse en bevat nog 51% saccharose ;
3. met geweld losmaken en wegslingeren: de storm slingerde de pannen van de daken af;
4. naar beneden slingeren: een steen van het dak af slingeren ; de bezetting op de muur slingerde brandende pekkransen op de bestormers af;
5. (voorwerpen die zich op of aan andere bevinden) er af doen vallen door ze te treffen met een voorwerp dat men er tegenaan slingert: een bal van een paal af slingeren ;
6. slingerend naar beneden vallen : in de rukwind slingerde een der matrozen van het schip af:
7. (van rivieren, beken, wegen, paden enz.) zich in een slingerende loop van een gegeven plaats verwijderen : het beekje slingert bij die molen van de straatweg af;
8. (gew.) zich af slinger en, een losbandig leven leiden; zich door een losbandig leven uitputten.