(schrapte af, heeft afgeschrapt),
1. (overtollige stof aan de buitenzijde van een hard voorwerp) door schrappen met een mes of enig ander scherp werktuig er van afscheiden en wegnemen: de punt van dat potlood is nog niet fijn genoeg, ge moet er nog wat af schrappen ; — (een hard voorwerp) door schrappen van de overtollige stof ontdoen: wortelen af schrappen ;
2. (geschreven woorden, namen en cijfers) doorschrappen of met een schrap aanwijzen, een schrap er door halen of er bij zetten : deze post moet ge van de rekening af schrappen ; dat getal is veel te groot, schrap er enige cijfers af; — iemands naam, ook iem. van de lijst afschrappen, er van verwijderen, (fig.) van het lidmaatschap vervallen verklaren ;
3. (zaken wier omtrek, uitgestrektheid of richting men wil te kennen geven) in omtrek zichtbaar voorstellen door het zetten van schrapjes, het beloop er van aanwijzen: de lengte en breedte van iets op een plank af schrappen.