(ronselde af, heeft afgeronseld), met datief,
1. soldaten en matrozen die in iemands dienst zijn op listige en bedrieglijke wijze tot desertie verleiden en voor zichzelf of voor een ander in dienst nemen ;
2. (gew.) iem. iets afronselen, op listige wijze het hem afhandig maken door het tegen iets van minder waarde te ruilen, afkwanselen.