(regende af, heeft en is afgeregend),
1. het regent wat (vrij wat, heel wat enz.) af, er valt veel regen;
2. door de regen losgaan, zich afscheiden, afvallen: al de jonge perziken zijn vannacht afgeregend; de nieuwe verf is van de deur afgeregend ;
3. (vlasbouw) (van vlas dat op het veld gespreid ligt) door de regen zijn kleur verhezen, verkleuren en daardoor minder worden in hoedanigheid: dat vlas is lelijk afgeregend; —
(dicht.) regenend of als een regen nederdalen.