(ried af, raadde af, heeft afgeraden),
1. (het tegenovergestelde van aanraden en in spreektaal gewoner dan ontraden), iemand afraden iets te doen, hem de raad geven het niet te doen: hij ried hem af goed geld naar kwaad geld te gooien ;
2.iem. iets afraden, hem de raad geven zich van die handeling te onthouden: hij ried haar het indienen van een request af ; ook : hem raden het niet te doen, te plegen, te nemen, te kiezen, te kopen, te gebruiken enz.: zij raadt hem dat huwelijk ten sterkste af ; ik raad u dat middel af, het zou u slechts schaden.