(zond achterna, heeft achternagezonden),
1. iem. van de plaats vanwaar hij vertrokken is iets toezenden, dat hij vergeten heeft of dat men hem nog bijtijds wil doen toekomen: een paraplu achternazenden; zo ook, bij uitbreiding, (de vijand) kogels, pijlen achternazenden; iem. scheldwoorden, vloeken achternazenden, ze achterna roepen;
2. iem. (ook een schip enz.) afzenden om een vertrokken persoon in te halen, enz.