Het woord noest wordt tegenwoordig alleen nog gebezigd in de verbindingen: met noeste vlijt en: met noeste ijver. Men verstaat er onder: arbeidzaam, bedrijvig, naarstig.
Het woord wordt in verband gebracht met het zelfstandig naamwoord oest, een bijvorm van oogst. Noest verhoudt zich dan tot oest als nijver tot ijver en als naarstig tot ernstig. De n waarmee de woorden noest, nijver en naarstig beginnen, wordt verklaard als een rest van het voorzetsel in, zodat de ontwikkeling geweest kan zijn: in ernst—nernst—nernstig—naernstig—naarstig. Zo wordt noest opgevat als ontstaan uit in oest of in den oest. De betekenisontwikkeling van: in de tijd van de oogst tot: arbeidzaam, druk bezig is begrijpelijk. Op dezelfde wijze verklaart men nijver uit in ijver.