Etymologisch hangen woorden als kirren, koeren, kermen, knorren en korren samen. Ze duiden alle een geluid aan, in het bijzonder een brommend geluid.
Korzelig is dan ook eigenlijk: brommend, brommig. Uit korzelig is ontstaan: korrelig dat, mede onder invloed van een ander woord korrelig: ruw, oneffen, ook is gaan betekenen: lichtgeraakt, opvliegend, kribbig, humeurig. Het woord korzelig is uit de spreektaal vrijwel verdwenen, maar evenals bijvoorbeeld het woord morsig, treft men het telkens aan in het werk van onze humoristische auteurs.