Een beun, bun of ben is een losse planken vloer boven de eigenlijke vloer. Het is zowel een viskaar als een zoldering.
Een beunhaas is dus een zolderhaas, een kat, net als een dakhaas. Men gebruikte het woord reeds in de zestiende eeuw voor een arbeider die stilletjes op een zolder werkte, omdat hij geen lid was van het gilde. In Neder-Duitsland was Böhnhase een scheldwoord voor ’n kleermaker die zijn proefstuk niet gedaan had. Daardoor werd het de algemene term voor: onderkruiper, knoeier, iemand die een vak uitoefent zonder het te beheersen. Van Effen, aan wie wij zoveel bijzonderheden over het leven in de achttiende eeuw te danken hebben, noemt de repetitoren, die in zijn tijd ook al in Universiteitssteden werkzaam waren: ‘avocatemakers of beunhazen’ in tegenstelling tot de hoogleraren in de juridische wetenschappen.