Uitheemsche geneeskunde termen

dr. H. Pinkhof (1923)

Gepubliceerd op 26-06-2020

Taenia

betekenis & definitie

1. (in de ontleedkunde) streep of band. Taeniae acústica (s. medullares), = striae medullares fossae rhomboideae.

T. cérebri, getande zoom aan de grens der hersenzelfstandigheid, grenzende aan het epithelium der tela chorioidea (zie ald.); hiertoe behoren de T. fimbriae, T. fornicis en T. thalami. T. chorioidea, de getande binnenrand van de lamina affixa van de thalamus (zie ald.). T. coli, drie strepen op de oppervlakte van de karteldarm, overeenkomende met in de lengte lopende spieren; twee bevinden zich op de plaats van aanhechting resp. van het mesocoion en het omentum (T. mesocolica en T. omentalis), de derde is vrij (T. libera). T. fimbriae (vgl. Fimbria), dunne mergstreep aan de hippocampus, zichtbaar na verwijdering van de plexus chorioideus. T. fornicis, dunne mergstreep aan de fornix, verlengde van de T. fimbriae.

T. libera, T. mesocolica, T. omentalis, vgl. T. coli. T. pylóri, = ligamentum pylori (zie ald.). T. terminal is, = T. fimbriae. T. thalami, de mediale grenslijn der stria medullaris van de thalamus opticus. T.Valsalvae, = T. coli.

T. ventriculi IV, langwerpige verhevenheid aan weerszijden van het achterste gedeelte der vierde hersenkamer; 2. (in de dierkunde), lintworm. T. acanthótrias, lintworm, waarvan de blaasworm, in het spiervlees en de hersenen van de mens voorkomende, drie kransen van haken aan de kop heeft. T. aegyptiaca, = T. nana. T. armata (Lat., gewapend, nl. met een krans van haken), = T. solium. T. canlna (Lat., caninus, tot de hond behorende), cucumerina (Lat., komkommerpitvormig; nl. de leden), elliptica, honden- of kattenlintworm, bij kinderen voorkomend; tegenwoordige naam dipylidium caninum. T. echinococcus, zie Echinococcus.

T. ex pansa (Lat., uitgestrekt), reuzelintworm, bij schapen en geiten, tot 60 m lang. T. flavo punctata (flavus, geel; punctatus, gestipt) bij muizen en ratten. T. imaginata (Lat., ingebeeld), lintworm, die alleen in de verbeelding van de patiënt bestaat. T. inérmis (Lat., ongewapend), = T. saginata. T. leptocéphala = T. fIavopunctata, T. marginata (margo, gen. marginis, gerand), gerande hondenlintworm. T. mediocannellata (Lat., in het midden gegleufd), = T. saginata.

T. nana (nanus, dwerg), dwerglintworm, 1 ½ —21/2 cm lang, inde dunne darm van de mens, vooral in warme streken, maar niet veelvuldig. Enkele malen ook in Indië gevonden. T. saginata (Lat., gemest), ongewapende lintworm, zonder hakenkrans; afkomstig van het rund, dikker dan T. solium. T. serrata (Lat., gezaagd), bij de hond. T. solium, gewapende lintworm, met dubbele hakenkrans. T. varesina (lt., een witte druivensoort), = T. flavopunctata.

< >