(Lat.), rand. M. acútus (Lat., scherp), scherpe benedenrand van de lever.
M. crenatus lienis, (Lat., erena, kam), de scherpe rand van de milt. M. falcifórmis (falx, sikkel), sikkelvormige zijrand van de fossa ovalis. M. in cisal is (incisio, insnijding), de rand, waarin de opstaande kroonvlakken der frondelementen (zie ald.) elkaar raken. M. obtusus (Lat., stomp), stompe bovenrand van de lever. M. occültus ünguis (occultus, verborgen; unguis nagel), nagelwortel; vgl. Radix unguis.
M. palpebralis, rand van het ooglid. M. vocalis (vox, stem), stemrand; scherpe binnenrand van de stembanden, wier trillingen de stem voortbrengen.