Verklarend woordenboek Nederlands-Indië

Pieter Johannes Veth (2003)

Gepubliceerd op 15-08-2017

moeson 1

betekenis & definitie

moeson [periodieke wind]. Moesons heten bij ons de periodieke winden die tussen de keerkringen waaien. De spelling met dubbele s, in De Vries en Te Winkels Woordenlijst en Van Dale’s Nederlandse woordenboek aangenomen, verliest alle grond zodra men met die schrijvers Pruisen, geesel en dergelijke schrijft. In het Frans is die dubbele s nodig om aan te duiden dat de s scherp is en niet de klank van z heeft; maar als men de regel aanneemt in paragraaf 105 van Te Winkels Grondbeginselen der Nederlandsche spelling gesteld, moet men in onze taal moeson schrijven. Te meer is dit het geval, daar er niet de minste waarschijnlijkheid bestaat dat wij het woord uit het Frans hebben ontvangen. Dat sommigen zelfs mousson spellen, moet alleen worden verklaard uit de gewoonte van schier alle in taalkwesties minkundige [ondeskundige] Nederlanders, om alle vreemde woorden voor Franse te houden en als Franse woorden te schrijven.

Het woord moeson, op verschillende wijzen gespeld, is bij ons zeer oud en ongetwijfeld hebben wij het in Indië van de Portugezen geleerd, van wie het ook tot alle andere zeevarende naties van Europa is overgebracht. Het verdient daarbij opmerking dat het bij de Portugese schrijvers in twee hoofdvormen voorkomt, namelijk moução (mousão) en monção, waarvan de eerste misschien de oudere, maar de andere stellig de meer algemene is. In het woordenboek van Moraes Silva zijn beide vormen opgenomen. Bij De Barros, Da Asia, vindt men in de uitgave van 1553 nu eens moucão, dan eens monção (bij welk laatste men echter wellicht aan een drukfout zou kunnen denken); maar in de uitgave van 1628 vindt men reeds overal monção, dat de meer gebruikelijke vorm in het Portugees was gebleven. Intussen heeft de oudere vorm moução het Franse mousson, het Italiaanse mussone en ons moeson voortgebracht, terwijl daarentegen de vorm monção wordt teruggevonden in het Spaanse monzon, het Engelse monsoon en het Duitse Monsun of Monsuhn. Ook zijn in het Frans de vormen monson en monçon niet geheel onbekend, en in Van Linschotens Itinerario lees ik eveneens, p. 24, van monsoyns.

Ik heb vroeger aan de mogelijkheid gedacht dat de gehele vorm met n uit drukfouten kon ontstaan zijn; maar toch scheen mij dat wat al te avontuurlijk, zodat ik die n liever uit de zo gewone inlassing van een liquida (n of m) tussen een klinker en medeklinker meende te moeten verklaren, welke inlassing, zo zij achter een lange klinker of tweeklank plaats heeft, deze tevens noodzakelijkerwijs verkort, zoals in komfoor voor chauffoir, of in planzier, gelijk het volk zegt voor pleizier. Later evenwel is het mij waarschijnlijker voorgekomen, dat de beide vormen in de grond een verschillende oorsprong hebben en dat de één door het Javaans uit het Sanskriet, de andere door het Maleis uit het Arabisch tot ons is gekomen, ofschoon tevens een verwarring en vermenging van beide toevallig zo weinig van elkaar verschillende woorden heeft plaatsgegrepen.

In het Javaans heten de periodieke winden môngsô, welk woord eenvoudig de Javaanse uitspraak is van het Sanskriet mângsa ‘tijd’, verwant met mâsa ‘maand’. Eigenlijk betekent dit môngsô dan ook ‘tijd, getijde, tijdperk, seizoen’, en de Javanen zijn gewoon het natuurlijke of zonnejaar, met het oog op de werkzaamheden van de landbouw, in twaalf môngsô’s of tijdperken van ongelijke duur te verdelen. De elfde en twaalfde môngsô vormen met de vier eerste van het volgende jaar het droge, de zes overige het natte jaargetijde, en deze grotere tijdperken worden insgelijks môngsô’s genoemd. Maar daar het verschil tussen deze tijdperken geheel van de periodieke winden afhankelijk is, wordt de naam môngsô als vanzelf ook op die winden toegepast.

In het Maleis dragen de periodieke winden de naam van moesim. Dit woord is het Arabische mausim, maar de tweeklank au, die de Maleier niet goed kan uitspreken, is daarin, evenals in moeloed, moelâ, enz., met de vocaal oe verwisseld. Mausim betekent in het Arabisch een ‘bepaalde of gezette tijd’ en vandaar ook dikwijls een ‘feest, dat op gezette tijd van het jaar plaats heeft’. Zie de voorbeelden van dit gebruik van het woord, aangehaald in Dozy’s Glossaire des mots espagnols et portugais, dérivés de l’Arabe, p. 317. Intussen is het duidelijk dat een woord dat ‘gezette tijden’ betekent, evenzeer kon worden toegepast op de jaarlijks tussen de keerkringen regelmatig terugkerende tijden van droogte en vochtigheid en daarmee gepaard gaande meerdere warmte of koude, en zo verkreeg ook mausim de betekenis van ‘jaargetijde’ of ‘seizoen’. De Arabische zeevaarders gebruikten mausim meer bepaaldelijk voor het seizoen dat hun gunstig was om naar Indië te varen, of, zoals wij ons uitdrukken, voor de westmoeson. Zie bijvoorbeeld Niebühr, Reize naar Arabië, deel I, p. 421. Evenzo is ook bij de Maleiers de ware betekenis van moesim ‘jaargetijde’ en zij onderscheiden, gelijk de natuur van hun land met zich brengt, een moessin kering of panas, dat is een droog of warm jaargetijde, en een moesim oedjan of dingin, een vochtig of koel jaargetijde. Doch daar, zoals ik reeds opmerkte, in die gewesten de jaargetijden geheel bepaald worden door de periodieke winden, die met verwonderlijke regelmatigheid waaien, is het al zeer natuurlijk dat men de naam moesim (evenals de Javanen die van môngsô) op de regelmatig afwisselende oosten- en westenwinden toepaste, zodat men thans ook van een moesim barat of westmoeson en een moesim timor of oostmoeson spreekt.

De Portugezen nu hebben, naar mijn mening, van môngsô en moesim, welke beide woorden zij met elkaar verwarden omdat zij, bij toevallige overeenkomst in vorm, geheel dezelfde betekenis hadden gekregen, hun monção of moução gemaakt. Ook bij hen betekenen die woorden nu eens ‘jaargetijde’ of ‘seizoen’, en dan weer de ‘periodieke winden’, die in Indië de jaargetijden beheersen. Zo zegt bijvoorbeeld De Barros op de ene plaats: ‘Estes taes tempos por serem geraes pera navigar a certas partes, e não a outras, commummente os mareantes nossos, conformando-se com os daquelle Oriente, chamam-lhe monção, que quer dizer tempo pera navigar pera tal parte’ (dat is ‘Zodanige tijden, omdat zij voortdurend geschikt zijn om naar zekere streken te varen, en niet naar andere, noemen onze zeelieden, in overeenstemming met die van het Oosten, gewoonlijk moeson, hetgeen wil zeggen een tijd om te varen naar deze of gene streek’). Maar op andere plaatsen van dezelfde schrijver heeft monção geheel de betekenis van de vaste wind (vento geral) die gedurende dat jaargetijde waait. In de gewone Portugese spreekwijze fora da monção heerst weer de eerste betekenis. Zij stemt letterlijk overeen met het Franse hors de saison.

Ook in de andere Europese talen waarin dit woord uit het Portugees is overgenomen, heeft het dezelfde dubbele zin behouden. Zo vinden wij de eerste in de in Dozy’s Glossaire aangehaalde plaats uit de reizen van Thévenot: ‘Depuis ce temps plusieurs vaisseaux viennent à Bassora, chargés de marchandises des Indes, et le temps ou monson, comme ils l’appellent, auquel viennent les vaisseaux, est au mois de juillet; et ils y demeurent jusqu’à la fin d’Octobre, passé lequel temps ils ne pourraient plus sortir du fleuve, à cause des vents contraires; et justement alors commence la monson pour passer aux Indes, qui dure jusqu’au commencement de Mai.’ En eveneens zegt Baldaeus, Beschrijvinge van Ceylon, p. 63: ‘Mousson is een gety ende zaizoen des jaars,’ ofschoon hij elders het woord ook van de periodieke winden gebruikt. Maar bepaaldelijk in deze laatste betekenis vinden wij het woord reeds in Van Linschotens Itinerario, p. 24, waar hij de monsoyns omschrijft als: ‘winden die op haer tydt wayen.’

Bij ons hoort men tegenwoordig in de dagelijkse omgang niet zelden de uitdrukking ‘het is er de rechte moeson niet voor’ — een bewijs dat het woord ook in de volkstaal doordringt in de zin van ‘de geschikte tijd.’

< >