(Fr.: foret Banka; Du.: Bankabohrer; Eng.: Banka drill), een grondboormachine, voorheen wel in de mijnbouw gebruikt, thans gebruikt voor het verkrijgen van grondmonsters tot een maximumdiepte van 30 m. Het boren geschiedt door vier man, werkende op een ronde tafel, bevestigd boven op de verhuizing.
Twee man op de begane grond draaien de verhuizing aan de tafel waarmede de verhuizing continu gedraaid wordt. Het gat wordt zodanig verhuisd dat de schoen van de verhuizing steeds iets voor is op de diepte van het gat. In klei wordt geboord met een schroefboor of avegaar, in kleiachtig zand en vochtig zand met een lepelboor, in drijfzand met een puls, tongboor of pomppuls. Voor het stuk stoten van grote grindbrokken of gesteente wordt de platte beitel gebruikt. De boren worden bevestigd aan stalen boorstangen met een vierkante doorsnede, waarmede draaiend en stotend gewerkt wordt.