Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

Gepubliceerd op 28-09-2020

trompet

betekenis & definitie

(de, -ten), (ook, veroud.:) lusvormige ademwortel van mataki( ) (1). Een in het lage land veel voorkomende boom [t.w. mataki( )], die op ongeveer 2 voet van den bodem zijdelings uitloopers uitzendt, die op bepaalde afstand weder wortels maken en zich over een groote afstand uitstrekken, zoodoende tussen vormende, trompetten genoemd, waarin men met de voet raakt als de grond onder water staat.

Deze moeilijk begaanbare zwampen( ) heeten in Suriname trompetter-zwampen( ) of matakki-zwampen (Enc.NWI 671).-Etym.: De vorm van de lus doet denken aan het muziekinstrument dat t. heet. Vermoedelijk is vroeger ook ‘trompetter’ gebruikt: Stedman (1796: 271) spreekt in het E van ‘trumpeters’ en er is de samenst. trompetterzwamp (zie het cit.). Opm.: Kappler (1854: 99) geeft de naam trompetboom, vermoedelijk ten onrechte, aan bospapaja( ) (Cecropia surinamensis).

< >